Zoeken in deze blog

woensdag 21 oktober 2020

De rugzak van Jenny Dornbusch

De rugzak waarmee Jenny Dornbusch terugkeerde. Zij zat achtereenvolgens in de kampen: Westerbork, Theresiënstadt, Auschwitz, Groß-Rosen, Flossenburg en Bergen Belsen. Toen zij de kans kreeg om een kapo te worden, wat haar overlevingskansen enorm zou vergroten, antwoordde zij met “Zou jij je moeder kunnen slaan? “.

Jenny Dornbusch werd 5 november 1921 geboren in Scheveningen. Haar vader overleed in 1926 door een herseninfarct.

Haar moeder Rosa Dornbusch-Landesmann (geb. 1891) werd op 26 februari 1943 bij aankomst in vernietigingskamp Auschwitz vergast. Zij en haar broer Naftali (met echtgenote) waren de enige overlevenden van de familie.

Toen in mei 1948 de stichting van de staat Israël gevierd werd ontmoette ze een Duitse Jood genaamd Benjamin Jacobs, ook hij had de Holocaust overleeft. Ze trouwden en emigreerden naar Amerika, waar ze als verpleegster werkte.





zaterdag 17 oktober 2020

Bidprentje omgekomen dwangarbeider; Johannes Karssen

 Gedurende de Tweede Wereldoorlog moesten Nederlandse mannen tussen 17 en 40 jaar zich melden voor de arbeitseinsatz in Duitsland. Velen doken onder, maar ook velen gingen. De schattingen komen uit op meer dan een half miljoen! Soms hadden ze geen keus.

De omstandigheden verschilden veel op de verschillende plaatsen waar zij terechtkwamen. Sommigen hadden een rustige plek op bijvoorbeeld een boerderij, waar genoeg voedsel was. Anderen kwamen in de oorlogsindustrie te werken. Hier waren de condities vaak slecht en velen kwamen om door ziekte en vooral door bombardementen. Ook de jonge 19-jarige student Johannes Karssen uit Ede kwam om bij een bombardement, februari 1944 te Weidenau, Siegen.




Kampkrant en clandestiene brief Stalag 369 Kobierzyn

Van Rudy Huetink ontving ik een prachtige schenking; een exemplaar van de kampkrant uit Stalag 369 en een clandestien briefje.

Stalag 369 in Kobierzyn, Polen was een kamp voor onderofficieren en manschappen die weigerden te werken voor het Duitse Rijk. Een kleine 500 Nederlandse onderofficieren en manschappen hebben in dit kamp gevangen gezeten.
In de krant werden door verschillende krijgsgevangenen stukjes geschreven. Veel nieuws van buiten het kamp stond er niet in, gezien de krant gecensureerd werd. Wel stonden er allerlei anekdotes, aankondigingen en ook enkele tekeningen in. Het briefje is waarschijnlijk niet naar Nederland gestuurd, maar door de gevangene bewaard tot na de oorlog. De inhoud van de brief beschrijft o.a. het rantsoen in het kamp en de hoop op een snel einde van de verwoestende oorlog en het gelukkig maken van zijn "vrouwke", aan wie de brief gericht is.
Rudy, nogmaals bedankt voor deze bijzondere schenking!






Melding uit kamp Stanislau; verboden gedicht gevonden!

 Vijf dagen streng voor de Hollandse krijgsgevangene Luitenant G.G. van Tol, wegens het bezit van een gedicht waarin de Wehrmacht en Goebbels op de hak werden genomen. Helaas werd het gedicht gevonden en de kampleiding stelde minder prijs op het gedicht dan van Tol en zijn medegevangenen, wat hem vijf dagen in de nor kostte.



Gezocht-affiche studentenverzet

 Een poster m.b.t. twee gezochte mannen; Charley Hugenholtz en Jan van Blerkom. Beiden zaten al aan het begin van de oorlog in het studentenverzet in Delft. Er zat echter een infiltrant in de groep, de 19-jarige Hugo de Man, die verschillende verzetsleden verraadde. Het verzet besluit hem te liquideren. Op 14 augustus 1941 voltrekken Jan en Charley het vonnis en werpen het lichaam in de vijver van het Agnetapark. Hierna wordt een enorme klopjacht op hen geopend, met als gevolg een grote golf aan arrestaties onder het Delftse studentenverzet. Op hun hoofd wordt het -zeker voor die tijd- enorme bedrag van f5000,- gezet. Toch weten ze uit handen van de Duitsers te blijven. Afzonderlijk proberen ze naar Engeland te vluchten, maar beiden verdrinken tijdens de overtocht.

Annie Huisman- van Bergen schreef het boek "De Vervolgden" over de jacht op de twee Delftse studenten in 1941.





Brief uit krijgsgevangenschap, Market Garden veteraan Pte. Lovejoy

 Deze brief werd verstuurd aan Private John W. Lovejoy (service number 6459080). Tijdens de Slag om Arnhem werd hij krijgsgevangen genomen en afgevoerd naar de Willem III kazerne in Apeldoorn. Waarschijnlijk is hij eerst naar Stalag XI B Fallingbostel of Stalag XII A Limburg gegaan om uiteindelijk in Stalag IV G te Oschatz terecht te komen. Daar ontving hij deze brief van Miss A. Lovejoy, geschreven op 3 december.

Een citaat uit de brief:
“Well kid, by the time you get this, Xmas will be over, but will be thinking of you.”
Het krijgsgevangenenkamp in Oschatz bestond eigenlijk uit 76 verschillende Arbeitskommando’s waar de gevangenen moesten werken. Een groot hoofdkamp zoals bij andere kampen gewoonlijk was, was er niet echt. Het werk was in de meeste gevallen zwaar lichamelijk werk en het Duitse rantsoen was ontoereikend. Dit probleem werd echter overwonnen door de toestroom van voedselpakketten van het rode kruis.
Over zijn exacte rol en eenheid tijdens de slag om Arnhem heb ik helaas nog geen informatie kunnen vinden.




zaterdag 30 mei 2020

Officier der MSD van der Tak, marine-officier in krijgsgevangenschap

De boernoes van Officier MSD Gerrit van der Tak, gedragen gedurende zijn krijgsgevangenschap 1942-1945. Omdat het een zwarte uniformjas betreft die eventueel omgebouwd kon worden naar een burgerjas bij een ontsnapping, zijn de letters KGF op de rug geschilderd. Dit stond voor KRIEGSGEFANGENE. 






Gerrit van der Tak in kamp Stanislau. Op zijn pet het embleem van de Marine Stoomvaartdienst. Rechts van hem staat een officier die een boernoes draagt.


maandag 27 april 2020

Evacuatie-transport Oranienburg

75 jaar geleden werd het concentratiekamp Sachsenhausen bevrijd door de Russen. In het kamp bevonden zich slechts nog 3000 zieke gevangenen. Het overgrote deel was op transport gegaan, of meegenomen in de dodenmars naar het noorden, die begon op 20 en 21 april. Het doel van deze mars met 33.000 gevangenen was Schwerin. De gevangenen liepen in groepen van 500. Onderweg werden zij bespuwd en bekogeld met stenen door de plaatselijke bevolking. Een enkeling poogde stiekem hulp te bieden in de vorm van water of voedsel. Wie niet meer verder kon werd langs de kant van de weg gelegd en met een schot vermoord.
Er werd gespeculeerd dat de ss de gevangenen op een schip zou zetten en bombarderen of opblazen. Gelukkig is het zover niet gekomen. De uitgeputte en uitgemergelde gevangenen werden in de meidagen van 1945 in de omgeving tussen Parchim en Schwerin bevrijd. Omdat het Russische en het Amerikaanse front elkaar bereikten werden sommige groepen bevrijd door de Russen en anderen door de Amerikanen.
Onderstaande kaart met de route van de dodenmarsen werd direct na de oorlog door het Nederlandse Rode Kruis gemaakt.


zondag 19 april 2020

Penning Sergeant Wijnand Logister, Stalag II A Neubrandenburg

Deze penning is in krijgsgevangenschap gefabriceerd door Sergeant Wijnand Logister van het 13e Grens Bataljon. Sergeant Logister was in de meidagen van 1940 in stelling in de Hoogbrugstraat in Maastricht toen op de 10e mei zijn sectie met het nieuwe zogenaamde "geweer tegen pantser" twee Duitse pantserwagens uitschakelde in een kwartier lang durend gevecht. Dit gaf tijd om de twee maasbruggen op te blazen met een grote vertraging voor de Duitse opmars tot gevolg. Nadat hij zich met zijn eenheid had teruggetrokken over de Maas bemerkte hij dat de wapens van zijn eenheid niet meer functioneerden door het hevige gevecht, hij kreeg bevel zich terug te trekken en later om naar de kazerne te gaan, gezien de stad Maastricht zich had overgegeven.

Een groot deel van het Nederlandse leger werd in 1940 krijgsgevangen genomen. 8 juni 1940 werd iedereen ontslagen uit krijgsgevangenschap en in de daaropvolgende dagen gerepatrieerd. M.u.v. de officieren die weigerden hun erewoord aan de Duitsers te geven. Ook sergeant Logister kwam op 8 juni vrij uit Stalag II A Neubrandenburg, waar het overgrote deel van de Nederlandse krijgsgevangenen zich bevond.

Krijgsgevangene - Neubrandenburg
Stalag II A
10 - 5- 1940
W Logister

zaterdag 18 april 2020

Foto krijgsgevangen intendanten te Stanislau, winter 1943

Staand v.l.n.r.:
Kapitein H. Kromhout, Kapitein P.J. v.d. Burg,  Kapitein K.D. Scheffer, Kapitein W.J.A. Vis, Kapitein F. Wijnman, Kapitein W.A. Scheuermann, Majoor C.A.J. Kroeze, 
Kapitein F.A. Nieuwland,  Kapitein P.J. de Bont, Majoor J. Vethake, Kapitein J.P. de Hingh

Zittend v.l.n.r.:
Kapitein P. van der Heide, Majoor P.J.T. de Roos, Luitenant-kolonel P.P.W. van Leeuwen, Kolonel W. Schutte, Majoor J.P.H. van Aalst, Kapitein J.A. van Boven



 


Briefkaart Nederlandse dwangarbeider Passau

Kerst als dwangarbeider in Duitsland. Op een kaart met propaganda stuurt Jan vlak voor Kerst een briefje uit het kamp.
Passau, 20 Dec. 1944
Geliefde huisgenoten,
Even een kaartje. Ik bevind me op 't ogenblik in een café, want er is alarm. Ik dacht, ik kan wel even een levensteken laten merken. We hebben al 2 uur achter elkaar alarm. München is weer gebombardeerd, hoor ik net door de radio. Ook Linz is gebombardeerd. Hoe is het met u allen, 'k hoop van gezond en wel. 'k Ben ook nog gezond en wel. A.s. zaterdagavond hebben Kerstfeest in de cantine v/d fabriek. Daar krijgen we dan wat extra. Tot nu toe heb 'k nog geen pakketje ontvangen. Het duurt erg lang voordat er eens één aankomt. 'k Had er met Kerstmis zo graag tenminste één gehad. Wat m'n Urlaub betreft, daar kan ik niets aan doen. 'k Heb van alles geprobeerd, maar zonder resultaat. Hoe is het met Vader? Knapt ie al weer op? 'k Hoop het, want u kunt zich voorstellen hoe verschrikkelijk het voor mij is, als ik bericht krijg dat iemand van mijn familie ernstig ziek is. 'k Hoop dat de Heere ons tezamen draagt en spaart opdat we elkaar 't volgende jaar in gezondheid mogen ontmoeten. 'k Heb van de week verscheiden brieven afgestuurd. 'k Hoop dat u ze ontvangt, ook één heb 'k er gezonden naar fam. Vaags en één naar Reusink. 'k Zal zo veel mogelijk kaarten en brieven afsturen. Allen een gezegend Kerstfeest en een gelukkig Nieuwjaar toegewenst. Hart. gegr. van Jan



Brieven Mühlberg en Oschatz

Enige tijd terug kreeg ik van een vrouw deze twee brieven. Zij dacht altijd dat ze uit Westerbork kwamen. Het is echter correspondentie van de krijgsgevangen Sergeant G.F.C. Jurriaans, die in de kampen Stalag IV B Mühlberg en Stalag IV G Oschatz gevangen zat.
De eerste brief is van 18 december 1944, gestuurd vanuit kamp Oschatz naar zijn vrouw Nellie. "Nu schat, hou je goed. Het einde komt en dan zien wij elkaar weer. Ik wou dat het direct nog was, dus vrouwtje kop op!"
De tweede brief is van 1 maart 1945, gestuurd door Nellie naar haar man in kamp Oschatz. Deze brief is echter nooit aangekomen en terug aan de afzender gegaan.
"op de bonnen krijgen wij niets meer. We leven alleen op hetgeen wat ik in kast heb en als dat op is, nou dan kun je gerust zeggen mijn vrouw en kind sterven van de honger."

Over het lot van deze familie in nood, zo aan het einde van de oorlog is mij verder niks bekend. Godfried Jurriaans staat niet aangemerkt als oorlogsslachtoffer, dus hoogstwaarschijnlijk heeft hij zijn krijgsgevangenschap overleefd.



Expositie Renkum september 2019

Een gedeelte van de expositie in Renkum september 2019. Verschillende voorwerpen van Nederlandse gevangenen in de kampen Vught, Amersfoort, Westerbork, Dachau, Buchenwald, Ravensbruck, Stettin, Bergen Belsen en Auschwitz. En elk voorwerp draagt een geschiedenis met zich mee...

Afbeelding kan het volgende bevatten: een of meer mensen

Afbeelding kan het volgende bevatten: binnen

Memory museum Nijverdal

Een oudere foto van materiaal in bruikleen in de expositie bij het oorlogsmuseum in Nijverdal; Memory Museum. Inmiddels is het museum verbouwd en is de opstelling veranderd.

Afbeelding kan het volgende bevatten: binnen

Speelgoed uit kamp Amersfoort


Speelgoed gemaakt door gevangenen van kamp Amersfoort die waren ingedeeld bij het Arbeitskommando "Alba". Gevangenen van dit commando werkten onder hoge druk aan houten speelgoed wat verkocht werd door de firma ALBA N.V. Van Alphen en Balm die een speelgoedfabriek hadden in Isselt. Alba betaalde de ss voor de arbeid. In tegenstelling tot de andere arbeitskommando's moesten de gevangenen van het Albakommando dag en nacht werken. Er was een dagploeg en een nachtploeg. Wanneer men niet hard genoeg werkte kreeg men slaag met een knuppel.
Naast locomotieven, auto's en U-boten werden er in de speciaal voor Alba ingerichte barak ook kleine tafeltjes, stoeltjes, bankjes en kastjes gemaakt voor in poppenhuizen.





Tekening kamp Neubrandenburg

Prachtige tekening gemaakt in het krijgsgevangenenkamp Neubrandenburg, Oflag 67. De tekenaar, met de initialen T. T. H. is mij helaas nog onbekend. Op de tekening zie je een bed in een van de barakken van het kamp, met daaromheen rondslingerende uniformstukken, een kat, foto's van familie en het thuisfront, door het rode kruis gezonden pakketten, etenswaren en boeken en een kolenkit.


Rechts op het plankje Milko powdered milk en Rowntrees Cocoa.
Afbeelding kan het volgende bevatten: 1 persoon
Geen fotobeschrijving beschikbaar.

Foto Luteyn, Knoop en Portier

Pagina 9 uit het album van cadet-sergeant Snijdewint, KMA 1939-1940.
Het senaat dat bestond uit:
-Tonny Luteyn
-Johannes Henri "Hans" Knoop
-B.F. Portier

In 1940 moesten ook de cadetten de erewoordverklaring ondertekenen waarin stond dat zij niets tegen het Duitse rijk zouden ondernemen zolang Nederland met hen in staat van oorlog was.
Knoop gaf als voorzitter van de commissie advies wel te tekenen, en dat werd dan ook massaal gedaan. In zijn mening was een erewoord aan de Duitsers niets waard, gezien zij zelf continu hun erewoord braken. Hij en Portier tekenden dan ook. Luteyn daarin tegen weigerde. Dat betekende voor hem en een groep van 68 andere officieren (waaronder overigens één stoker) het begin van hun krijgsgevangenschap. Zij kwamen in kamp Colditz terecht (later zou deze groep bij de andere officieren in Stanislau komen).

Op 5 januari 1942 ontsnapte Luteyn samen met de Britse luitenant Airey Neave. De Engelsen hadden een manier gevonden om in de wachtkamer te komen. Gezien Luteyn Duits sprak werd hij gekozen om ook te ontsnappen. Op de bewuste avond gingen zij verkleed als Leutnants de wachtkamer in, waar de bewakers netjes voor hen opstonden om te groeten. Rustig wandelden ze naar het park, waar ze over de muur heen klommen, hun Duitse uniformen begroeven en netjes in hun burgerkleding hun reis vervolgden naar Leisnig, waar ze de trein naar Leipzig namen. Hun route was precies uitgekiend. Hans Larive, een marine officier de eerder ontsnapte maar bij de grens naar Zwitserland was gepakt, had destijds van een iets te praatgrage abwehr-offizier te horen gekregen hoe het hem wel had kunnen lukken. Deze informatie is later bij meerdere ontsnappingspogingen gebruikt.
In Leipzig moesten Luteyn en Neave 12 uur wachten. Een mooie gelegenheid om een bezoek aan de bioscoop te brengen!
Toen ze in Ulm opnieuw een treinkaartje moesten kopen, vond de dame achter de toonbank het verdacht. Ze werden opgepakt door de lokale politie, maar ontsnapten weer en haalden nu lopend en met de trein de laatste kilometers tot aan de Zwitserse grens. Het laatste stuk over de grens was gevaarlijk; een open terrein waar de politie hen zou kunnen zien. Ze schudden elkaar de hand en renden het hele stuk tot aan het Zwitserse dorp Ramsen. Voor de ontsnapping kreeg hij het Bronzen Kruis. Via Suriname ging hij naar Australië waar hij zich bij het KNIL aansloot.
Airey Neave ging voor MI9 werken. Na de oorlog werd hij parlementslid. In 1979 werd hij vermoord tijdens een aanslag door de IRA.

Hans Knoop liet tijdens de oorlog ook zien dat hij geen waarde hechtte aan de ondertekende verklaring. Hij sloot zich aan bij de verzetsgroep “Legioen Oud Frontstrijders” in Amsterdam. Na een mislukte poging om een verrader te liquideren moesten hij, mede-gezochte Gijs de Jong en nog twee andere verzetsleden het schip ruimen en probeerden zij Zwitserland te bereiken. Zijn drie metgezellen werden in Frankrijk gepakt, maar Knoop kon ontkomen. Twee van hen lukte het alsnog Engeland te bereiken. Kist werd later gefusilleerd. In Toulouse kwam Knoop in contact met een andere Nederlander; G.A. van Dam met wie hij Spanje bereikte. In Madrid scheidden hun wegen, maar beiden ontkwamen naar Engeland. Vanaf daar ging Knoop naar Amerika om tot vlieger opgeleid te worden. Bij het 120 squadron RAAF vloog hij vanuit Australië als KNIL-vlieger missies tegen Japan. Na de capitulatie kwam hij bij het 121 squadron terecht dat in de onafhankelijkheidsoorlog deelnam. Hij werd commandant van dit squadron. Later werd hij commandant van de vliegbasis Leeuwarden en uiteindelijk sloot hij zijn carrière af als Bevelhebber der Luchtstrijdkrachten. Hij bereikte de rang van luitenant-generaal.
Portier werd in mei 1942 opgeroepen voor een verplichte controle. Hij meldde zich in Breda, maar de controle bleek een list en hij werd teruggevoerd in krijgsgevangenschap. De groep van ruim 2000 officieren, cadetten en adelborsten verbleef tot de bevrijding in de kampen Oflag XIII B Neurenberg-Langwasser, Stalag 371 Stanislau en Oflag 67 Neubrandenburg. Na de oorlog bereikte hij de rang kapitein bij de genie.


Brief familie Vintura

In de collectie bevinden zich ook enkele brieven geschreven door Joodse mensen gedurende de beginjaren van de oorlog.
Soms lukt het me om nabestaanden te vinden, zo ook bij deze brief geschreven door Elfriede Vintura aan haar broer Alfred Cohen in Brussel. Er staan ook twee berichtjes op namens Jaap en Irma Pekel, een pas-getrouwde halfzus van Elfriede en haar man.

Het gezin Vintura woonde op de Rijnstraat in Amsterdam. Jules en Frieda hadden twee kinderen, Joan en Boris. Vader Jules werkte als vertegenwoordiger. De brief werd geschreven ruim een week na de invoering van de beruchte jodenster, maar in de brief wordt hier geen aandacht aan geschonken. Vermoedelijk probeerden ze het leven toch zo normaal mogelijk door te zetten, ondanks de toenemende verschrikkelijke anti-Joodse maatregelen.
Het trieste is dat niemand van dit gezin de Holocaust overleefd heeft. Het was voor neef Bob dan ook zeer verrassend en ook emotioneel om deze kaart te zien. En daarbij wat nieuwe informatie die ik over de betrokkenen kon vinden. Met name over zijn neefje Boris, die nog geen 1 jaar mocht worden en waar eigenlijk verder niets over bekend is, zelfs geen foto. Het blijft weerzinwekkend om te bedenken dat zo’n klein baby’tje vermoord werd. Na de oorlog werd er zoals bij velen niet over gesproken.
-Juda “Jules” Vintura (Amsterdam 21-9-1914 – Auschwitz 31-3-1944)
-Elfriede “Frieda” Vintura –Cohen (Weseke 20-9-1915 –Auschwitz 10-9-1943)
-Joan "Johnny" Vintura (Amsterdam 7-12-1939 –Auschwitz 10-9-1943)
-Boris Vintura (Amsterdam 30-1-1943 –Auschwitz 10-9-1943)

-Alfred Abraham Cohen – broer van Elfriede (Wesche 13-7-1910 - Auschwitz 7-1-1943)
-Else Cohen –Sommerfeld (Krojanke 15-3-1913 –Auschwitz tussen 24-10 en 3-11-1942)
-Maria Cohen (St. Gilles op Brussel 14-6-1940 –Auschwitz tussen 24-10 en 3-11-1942)

-Jacobus “Japie” Pekel (Amsterdam 7-9-1918 Midden-Europa 28-2-1945)
-Sara Irmgard “Irma” Cohen –halfzus van Elfriede (Burgbrohl 22-8-1918 –Auschwitz 8-10-1944)
-Marianne Pekel (kamp Westerbork 5-9-1943 –Auschwitz 8-10-1944)

Foto's: Bob Vintura



Frieda, Johnny en Jules Vintura
Foto: Bob Vintura

Johnny Vintura
Foto: Bob Vintura

Jules, Johnny en Frieda Vintura
Foto: Bob Vintura

zondag 8 maart 2020

Jan Reurich, teruggefloten van de dood

Jan Reurich (1924) uit Sliedrecht was als schipper werkzaam bij de Wieringermeer. Op 7 maart 1944 werd hij opgepakt vanwege verschillende verzetsactiviteiten en naar kamp Amersfoort gebracht.
Vanaf kamp Amersfoort is Jan Reurich op 18 april 1944 in een trein met 499 gevangenen op transport gegaan naar Duitsland, waar ze als dwangarbeider zouden werken aan een vliegveld bij de stad Rheine. 

Brief van het gewestelijk arbeidsbureau met aankondiging van het transport naar Duitsland, linksboven Jan's gevangenennummer 8105.


Antwoordschrijven van het gewestelijk arbeidsbureau n.a.v. een ongeruste brief van Jan's moeder. Na anderhalve maand heeft zij nog steeds geen post ontvangen.

In Rheine waren ze echter niet voorbereid op de komst van het transport, waarop de gevangenen werden doorgestuurd naar KZ Buchenwald. Hij weegt bij aankomst 57kg, niet veel met zijn lengte van 1,83 cm. In Buchenwald wordt de groep ruim een maand in de overvolle quarantaine barakken geplaatst, waarna ze naar het gewone kamp gingen.

Vanuit zijn werk werd tevergeefs geprobeerd Jan vrij te krijgen, op dat moment zit Jan al in Buchenwald.

Hierna kwam Jan in het Kommando Langenstein-Zwieberge terecht. 7000 gevangenen werkten hier aan een 13 kilometer lange tunnel, waar een geheime vliegtuigproductie van Junkers en de Hermann Göring Werke zou moeten plaatsvinden. Dit alles onder de meest ellendige omstandigheden, en ook in dit kamp gold "Vernichtung durch Arbeit", vernietiging van de gevangenen door ze te laten werken tot ze zouden sterven van uitputting. Het systeem vóór de mens. Een mensenleven wat niet paste in het nationaal-socialisme was niks waard. Het kon het beste nog werken aan het rijk, tot het wegkwijnde en uitdoofde. Dat was "Vernichtung durch Arbeit".
Dat Jan het hier niet lang uit kon houden is duidelijk. Begin augustus lijdt hij aan hongeroedeem en een maand later wordt hij weer opgenomen in de Krankenrevier met hongeroedeem en phlegmone (ontsteking) aan zijn rechteronderbeen.

Briefjes voor Jan om zich te melden voor de arbeid in de Steinbruch. Op het onderste briefje is hij vrijgesteld omdat hij in de Krankenbau ligt. 47579 is zijn gevangenennummer.

Op 2 november 1944 gebeurd er iets bijzonders. Jan wordt vrijgelaten en is niet langer concentratiekamp-gevangene. In het kader van "Aktion Rückfluter" laten de Duitsers de Nederlanders die vanwege de Arbeitseinsatz in april 1944 in Buchenwald terecht waren gekomen vrij. Het bleek echter schijn, de gevangenen moesten hetzelfde werk blijven doen, maar nu "gewoon als dwangarbeider". Hij bleef dus werkzaam in de tunnel. Zijn kleren en eigendommen die bij aankomst in Buchenwald werden afgegeven waren "Durch Feindeinwirkung vernichtet".
Of Jan de rest van de oorlog bij het kommando Langenstein is gebleven is nog onduidelijk.

Na de oorlog werd Jan zoals vele DP's, zogenaamde Displaced Persons gerepatrieerd. Hij heeft nog twee weken lang in zo'n kamp voor DP's vastgezeten vanwege zijn Duitse achternaam, waardoor men hem ervan verdacht collaborateur te zijn, wat natuurlijk enorm frustrerend was. Op 31 mei 1945 kwam hij in het St. Ignatiuscollege in Valkenburg aan, na een week was hij genoeg aangesterkt om verder te mogen.

Jan's registratiekaart t.b.v. de repatriëring.